Verwekkers
Bij alle dierenbeten is er risico op infectie met Clostridium tetani. Verder zijn de belangrijkste verwekkers: Pasteurella multocida (m.n. bij honden- en kattenbeten), Capnocytophaga canimorsus (m.n. bij hondenbeten), anaeroben waaronder Bacteroides, Fusobacterium en peptostreptokokken (m.n. bij mensenbeten), S. pyogenes en S. aureus.
Capnocytophaga canimorsus kan leiden tot acute sepsis met fatale afloop vooral bij alcoholabusus, asplenie en corticosteroïd gebruik.
Verwondingen door katten (bijten of krabben) kunnen leiden tot een infectie met Bartonella henselae, de verwekker van kattenkrabziekte.
Wijze van besmetting
Besmetting vindt plaats via directe inoculatie van de mondkeelholte van de bijter in de wond van het slachtoffer.
Epidemiologie
In Nederland worden jaarlijks 4,6 bijtwonden per 1000 persoonsjaren in de huisartsenpraktijk gezien. Vrouwen worden vaker gebeten dan mannen (5,4 versus 3,9 per 1000 persoonsjaren). De incidentie van (bijt)wondinfecties in Nederland is niet bekend. Honden (60 tot 90%) veroorzaken de meeste bijtwonden gevolgd door katten (5 tot 20%), knaagdieren (2 tot 3%) en de mens (2 tot 3%). Jonge kinderen (<5 jaar) worden het meest gebeten. Het risico op een bijtwondinfectie varieert van 3 tot 18%.
Incubatietijd
Wanneer meer dan 12 uur verlopen is voordat de patiënt zich meldt, bestaat in de regel een infectie.
Ziektebeeld
Een wondinfectie is herkenbaar aan een enkele centimeters breed, pijnlijk en warm aanvoelend erytheem rond de wond. Andere kenmerken zijn purulent exsudaat, lymfangitis, lymfadenopathie of cellulitis. Risicofactoren voor een wondinfectie (hoger dan 5% risico) zijn (slecht ingestelde) diabetes mellitus, verminderde afweer, wond aan de onderste extremiteiten, vervuilde wonden en wonden groter dan 5 cm. Daarnaast hangt het ontwikkelen van een infectie ook af van het soort wond (hoger bij prik- of kneusverwonding), bron (hoger bij katten- en mensenbeten) en betrokkenheid van pezen, bot of gewricht.
Complicaties
Een complicatie van een bijtwond is een infectie. Als ernstiger complicatie kan bij Capnocytophaga canimorsus een sepsis ontstaan. Verder kan er ook risico zijn op tetanus en kunnen dierenbeten buiten Nederland en bij beten van vleermuizen (binnen en buiten Nederland) een risico op rabiës geven. Bij bijtverwondingen met blootstelling aan een toxine (zoals slangen) dient overleg met spoed plaats te vinden met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (www.vergiftigingen.info).
Voor meer informatie zie: behandelrichtlijn traumatische wonden en bijtwonden.
Voor diagnostiek dient een banale wondkweek ingestuurd te worden. De voorkeur gaat uit naar het kweken van pus indien pus aanwezig of indien de wond wordt schoongemaakt en er weefsel loskomt, het weefsel zelf in een steriele container met wat fysiologisch zout.
Kweek
Voor een banale kweek worden de gebruikelijke voedingsbodems ingezet waar de meest voorkomende micro-organismen op groeien. Het is goed om bij de klinische gegeven te vermelden dat het om een bijtwond gaat en welk dier het heeft veroorzaakt zodat we een extra plaat en ophopingsmedium hiervoor in kunnen zetten om de moeilijk groeiende bacteriën toch te kunnen isoleren.
Profylaxe
- Een goed en zorgvuldig wondtoilet is heel belangrijk. Bijtwonden dienen niet te worden gehecht. Zijn de pezen beschadigd? Dan moet de wond door een chirurg bekeken worden.
- Tetanus-profylaxe: Geef tetanusprofylaxe bij een dierenbeet en als de patiënt niet of onvolledig is gevaccineerd tegen tetanus of als er sprake is van een verminderde afweer.
- Rabiës-preventie: bestaat er twijfel of de hond (vos of vleermuis) al dan niet rabide is? Neem dan contact op met de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.
- Antibioticumprofylaxe is geïndiceerd bij:
- Mensen- of kattenbeet
- Bijtwonden aan hand/pols, been/voet, genitaliën of gelaat
- Diepe prikbeten zoals bij kattenbeten
- Kneusbijtwonden (o.a. bij paardenbeet) omdat beschadigd weefsel moeilijk te verwijderen is
- Patiënten uit risicogroepen:
- Verminderde afweer (zoals diabetes mellitus, gebruik corticosteroïden en patiënten zonder milt)
- Verhoog risico op endocarditis
- Verhoogd risico op infectie van een gewrichtsprothese
Link naar therapie advies in Regionaal Formularium