Verwekker
EBV is een van de humane herpesvirussen die mensen infecteren en levenslang in de menselijke cellen aanwezig blijven na infectie. Het EBV infecteert B-lymfocyten. Vervolgens trachten T-lymfocyten de geïnfecteerde B-lymfocyten, die zij niet als eigen herkennen, te vernietigen. Het gevolg is een lymfoproliferatief bloedbeeld met opgezwollen (atypische) T-lymfocyten. Er ontstaat als het ware een "immunologische oorlog", die zich bij immuun-rijpe adolescenten of volwassenen uit in een heftig klinisch beeld.
Behalve in B-lymfocyten vindt vermenigvuldiging van EBV ook plaats in de epitheelcellen van de orofarynx. Hierdoor wordt het virus via het speeksel uitgescheiden. Na beëindiging van de acute fase blijft het virus levenslang "slapend" aanwezig in B-cellen en in epitheelcellen. Af en toe kan het EBV via het speeksel van de asymptomatische drager worden uitgescheiden.
Besmetting vindt primair plaats door besmet speeksel bij mond op mond contact ("kissing disease"). Daarnaast is besmetting ook mogelijk via met vers speeksel besmette voorwerpen.
Het virus blijft levenslang aanwezig. Daarom is 95% van de volwassenen drager en tevens af en toe verspreider van het virus via het speeksel. Gezien de wijze van besmetting (speeksel) heeft dit voor de praktijk, met uitzondering van intieme contacten, weinig consequenties. Het bezoek aan een acuut zieke patiënt hoeft niet te worden vermeden.
Epidemiologie
Met name in de Westerse wereld wordt bij oudere kinderen en jonge volwassenen het klassieke beeld van mononucleosis infectiosa ("ziekte van Pfeiffer") gezien. Met het oplopen van de leeftijd neemt het aantal seropositieve mensen toe. In ontwikkelingslanden maken bijna alle kinderen de primaire infectie op jonge leeftijd door en is het beeld van acute mononucleosis infectiosa een uitzondering.
Incubatietijd
4-6 weken
Ziektebeeld
Er is een scala aan symptomen die afhankelijk zijn van de immunologische rijpheid van de patiënt en toenemen naarmate het kind ouder wordt.
- Jonge kinderen
Meestal asymptomatisch of een mild aspecifiek beeld ("griepje") soms exantheem.
In deze populatie werkt de cellulaire immuniteit nog niet op volle kracht. Daardoor kunnen de met EBV-geïnfecteerde B-lymfocyten niet snel en effectief door T-lymfocyten worden geëlimineerd.
- Oudere kinderen en jong volwassenen (met name in de westerse wereld)
Met name in de Westerse wereld wordt bij oudere kinderen en jonge volwassenen het klassieke beeld van mononucleosis infectiosa ("ziekte van Pfeiffer") gezien.
Hoofdsymptomen |
koorts |
keelpijn |
beslag optonsillen |
vergrote lymfeklieren in hals en nek |
Bloedbeeld: >50% mononucleairen, <10% atypische lymfocyten |
Nevensymptomen |
splenomegalie |
(sub)icterus/ lichte hepatitis |
exantheem* |
malaise en moeheid, vaak nog weken tot maanden na genezing |
*met name na antibiotica; dit ontstaat door dat het overactieve immuunsysteem reageert op deze stoffen en betreft geen echte antibiotica allergie!
Complicaties
Bij immuuncompetente personen treden zelden complicaties op (<1%). De meest voorkomende zijn:
Spontane miltruptuur, hematologische afwijkingen (hemolytische anaemie), hepatitis, neurologische complicatie (Guillain-Barre), myocarditis of pericarditis)
Met een enzym immuno-assay kunnen specifieke antistoffen tegen EBV-antigenen worden aangetoond.
Met een enzym immuno-assay kunnen specifieke antistoffen tegen EBV-antigenen worden aangetoond.
De meest gebruikte targets:
- Viral Capsid antigen VCA-IgM
- Viral Capsis antigen VCA-IgG
- anti-nuclair antigen EBNA-IgG
Bij een acute EBV-infectie zijn met name VCA-IgM en VCA-IgG (en vaak ook anti-EA IgG en IgM) positief. Na 6 wkn – 6 maanden ontstaan antistoffen tegen het EBNA. Antistoffen tegen het viraal capside antigeen (VCA-IgG) en tegen het nucleair antigeen (EBNA-IgG) blijven levenslang positief. In de praktijk zien we wel dat mensen de aantoonbaarheid tegen beide antigenen verliezen. Bij reactivaties kunnen antistoffen tegen EA opnieuw positief worden.
Zoals bekend bij IgM bepalingen kan ook de VCA-IGM test (zwak) positief reageren door een andere oorzaak zoals een CMV infectie, autoimmuunziekten of een acute toxoplasmose. Het laboratorium probeert op basis van onderstaande schema’s en met inachtneming van de overige uitslagen de testuitslagen van een juiste interpretatie te voorzien.
Duiding van de antistoffen (de hoogte van de antistof repons wordt ook meegewogen in een enkel geval)
VCA-IgM | VCA-IgG | EBNA-IgG | Interpretatie |
- | - | - | Seronegatief (geen EBV infectie doorgemaakt) |
+ | - | - | Vroege primaire infectie of aspecifieke reactie |
+ | + | - | Primaire reactie |
- | + | - | Late primaire reactie of juist (op jonge leeftijd) doorgemaakte infectie |
- | + | + | Doorgemaakte infectie |
Snelheid van diagnostiek
In sommige gevallen (bijvoorbeeld differentiaal diagnose parafaryngeaal abces of EBV-infectie) kan het wenselijk zijn om een CITO EBV-uitslag te krijgen. Voor het verzorgingsgebied Gelderse Vallei en Rijnstate wordt de infectie serologie in ZGV verricht op een track systeem. Dat betekent dat EBV diagnostiek op iedere werkdag wordt verricht en de uitslag snel bekend kan zijn.
Ook is een bloeduitstrijk van toegeveogde waarde: > 50% mononucleairen, > 10% atypische lymfocyten wordt vaak gezien bij een EBV infectie.
Vroeger werd er gebruik gemaakt van de monospot-test. Deze test maakt (net zoals de vroeger veel gebruikte reactie van Paul-Bunnell) gebruik van een aspecifieke agglutinatie reactie die in 90% van de EBV infecties positief is. Deze test toonde heterofiele antilichamen aan die ontstaan door polyclonale B-cel stimulatie in het acute stadium van EBV-infectie. De test is bij kinderen onder de 10 jaar in 10-50% van de patiënten fout-negatief en in 6-12% fout-positief en dient dus altijd bevestigd te worden door middel van een specifieke antistoftest.
differentiaal diagnose indien keelpijn op de voorgrond staat:
- Streptokokken-faryngitis
- angina van Plaut-vincent
- difterie (onwaarschijnlijk in Nederlandse -gevaccineerde- populatie
differentiaal diagnose indien koorts en vergrote lymfeklieren op de voorgrond staan:
- CMV infectie
- toxoplasmose
- vroeg/acuut stadium HIV-infectie
- lues stadium II
- hepatitis B
- HHV-6 (is vaak al doorgemaakt op jonge leeftijd)
- rubella (onwaarschijnlijk in Nederlandse -gevaccineerde- populatie
- bartonella/kattenkrab ziekte
- lymforeticulaire maligniteiten
Er is geen medicamenteuze behandeling, vermijd gebruik van antibiotica.