Verwekker
Bofvirus is een RNA virus behorend tot de paramyxovirussen. Het bofvirus infecteert de bovenste luchtwegen, waarna vermenigvuldiging van het virus plaatsvindt in het plaatselijke luchtwegepitheel en regionale lymfeklieren. De daarop volgende viremie verplaatst het virus naar de targetorganen: speekselklieren, pancreas, testis, ovarium en centraal zenuwstelsel.
Epidemiologie
Bof komt wereldwijd voor. Nadat in 1987 gestart werd met vaccinatie is het aantal ziekenhuisopnamen wegens bof in Nederland drastisch gedaald. Het aantal ziekenhuisopnamen in verband met bof daalde van 390 naar nul in 1994. In 2004 was er een uitbraak onder studenten en medewerkers van de Hotelschool in Den Haag en Amsterdam. Bij 105/843 personen (12%) werd parotitis of orchitis of laboratoriumbevestigde bof (n=34) aangetoond. 34% van de studenten en medewerkers (287/843) had typische klachten of 2 of meer atypische klachten.
In 2007/2008 verspreidde een ander genotype bofvirus (type D) zich sterk onder de ongevaccineerden in Nederland.
Incubatietijd
De incubatietijd varieert van 12 tot 25 dagen. Bof is besmettelijk vanaf 2 dagen voordat de wang opzwelt tot 5 dagen daarna. Ook subklinische infecties zijn besmettelijk. De bof wordt overgedragen doordat het virus in druppeltjes vocht zit die bofpatiënten uitademen, niezen of hoesten.
Ziektebeeld
Naar schatting verloopt ongeveer een derde van de bofinfecties asymptomatisch, bij kinderen jonger dan 2 jaar zelfs meer dan de helft. De ziekte begint met koorts en wordt begeleid door andere symptomen, zoals spierpijn, hoofdpijn en malaise. In veel gevallen is slechts sprake van een bovenste luchtweginfectie. Een van de kenmerkende symptomen van bof is de ontsteking van de speekselklieren (parotitis). Meestal verloopt de parotitis eenzijdig en de zwelling van het omliggende weefsel kan het oorlelletje doen oplichten. De vergrote speekselklier veroorzaakt pijn, vooral bij het openen van de mond. Ook oorpijn is een frequent voorkomend verschijnsel. De zwelling van de parotis is maximaal na 2 à 3 dagen, en is binnen een week weer verdwenen, evenals de overige symptomen.
Complicaties
Als complicatie van bof kunnen aseptische meningitis, encefalitis, epididymo-orchitis, oöforitis, gehoorverlies, pancreatitis, thyroïditis, artritis, mastitis, glomerulonefritis, trombocytopenie, cerebellaire ataxie en myocarditis voorkomen.
Aseptische meningitis, de meest voorkomende complicatie op de kinderleeftijd (1 tot 10%), treedt vooral tussen de leeftijd van 3 en 7 jaar op en heeft een gunstige prognose. Bij een klein percentage gaat het klinisch beeld gepaard met een encefalitis (0.02 tot 0.3% van alle bofgevallen). Deze kan ernstiger verlopen, maar heeft slechts zelden een fatale afloop (1.4%).
Epididymo-orchitis (ontsteking van de epididymis en de testis) komt voornamelijk voor na de puberteit. Bij 25% van de mannen met een postpuberale infectie doet zich een, meestal eenzijdige, orchitis voor. Een op de 6 patiënten heeft een bilaterale epididymo-orchitis. Steriliteit bij mannen als complicatie van het doormaken van een bilaterale bof-epididymo-orchitis wordt zelden waargenomen.
Oöphoritis (ontsteking van de eierstokken) komt voor bij ongeveer 5% van de postpuberale vrouwen met klinische bof en veroorzaakt buikpijn. Deze complicatie beïnvloedt de fertiliteit zeer zelden.
Pancreatitis komt voor bij ongeveer 5% van de bofpatiënten en kenmerkt zich door buikpijn.
Kinderen van 6 maanden tot 14 maanden die hun eerste BMR vaccinatie nog niet hebben gekregen lopen een verhoogd risico op infectie. De kans op chronische, dubbelzijdige parotitis is groter bij HIV-geïnfecteerde kinderen.
Serologie
Specifieke IgG en IgM antistoffen worden in de regel met een enzyme immunoassay (EIA) aangetoond. Na een infectie met bofvirus ontstaat levenslange immuniteit. Antistoffen verkregen na vaccinatie zijn mogelijk niet levenslang beschermend.
Bij ongevaccineerden is het aantonen van IgM antistoffen tegen bofvirus aantoonbaar vanaf 3 dagen na de eerste ziektedag. Bij gevaccineerden is de sensitiviteit van de IgM bepaling onvoldoende en wordt een PCR aangeraden. Een 4-voudige titerstijging van IgG antistoffen in 2 bloedmonsters met 2 weken ertussen is eveneens betrouwbaar. Het eerste serum moet in dat geval binnen 3 dagen na de eerste ziektedag worden afgenomen.
Moleculaire diagnostiek
PCR op keeluitstrijk, urine, speeksel en liquormonsters zijn gevoelig en specifiek wanneer afgenomen binnen 1 week na de eerste ziektedag. Bofvirus kan worden aangetoond in speeksel 7 dagen voorafgaand aan de eerste ziektedag tot 8 dagen daarna. Wanneer de klachten afnemen, neemt ook de virusuitscheiding af.
Typering van de stam is mogelijk om vast te stellen of er sprake is van een import geval of onderdeel van een uitbraak.
Meldingsplicht
Bof is een meldingsplichtige ziekte groep C. Laboratorium en behandelend arts melden binnen 1 werkdag aan de arts infectieziektebestrijding van de GGD.
De GGD meldt binnen 3 dagen anoniem conform de Wet publieke gezondheid aan het CIb.
Meldingscriteria zijn tenminste 1 van de volgende 3 verschijnselen:
- acuut ontstane, pijnlijke zwelling van de glandula parotis of andere speekselklier,
- orchitis,
- meningitis
In combinatie met tenminste 1 van de volgende criteria:
- laboratoriumbevestiging van bofvirusinfectie,
- contact (<4 weken geleden) met een persoon bij wie bofinfectie is vastgesteld.
Behandeling
Er is alleen symptomatische behandeling van bof.
Immunisatie
Het bofvaccin is een levend verzwakt virus en maakt deel uit van de BMR-vaccinatie tegen bof, mazelen en rodehond. (Monovalent bofvaccin is in Nederland niet verkrijgbaar). Na de eerste dosis BMR is het percentage beschermende antistoffen 90-96% en na de tweede dosis tot 98%. Het combinatievaccin BMR is vanaf januari 1987 in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) opgenomen, waarbij iedereen geboren vanaf 1978 in aanmerking kwam voor dit vaccin.
Contra-indicaties voor het BMR-vaccin zijn:
- Zwangerschap
- Recent gebruik van immuunglobuline toediening
- Verminderde afweer (immuundeficiëntie, bestraling, stamceltransplantatie, etc.
- Cytostaticagebruik of hoge dosering corticosteroïden
- Bij auto-immuunstoornissen of reuma moet de beslissing over vaccinatie individueel genomen worden
Bijwerkingen van het vaccin zijn: een branderig gevoel op de injectieplaats, koorts en/of erytheem 5-12 dagen na de vaccinatie, koortsconvulsie, soms lymfeklierzwellingen.
Preventieve maatregelen
Aangezien bof zeer besmettelijk is zijn algemene maatregelen zoals handen wassen en hoesthygiëne niet voldoende om transmissie te voorkomen. In de klinische setting wordt druppelisolatie toegepast.