Verwekker
Mazelenvirus behoort tot de Paramyxoviridae, genus Morbillivirus. Het is een enkelstrengs RNA-genoom dat wordt omhuld met virale eiwitten en een lipidenmembraan. Er zijn 20 genotypen bekend.
Epidemiologie
Mazelen komt wereldwijd voor. Meestal treedt de ziekte op in epidemieën onder de vatbare personen. In een vatbare populatie zorgt 1 mazelenpatiënt voor 12-18 secundaire gevallen (basale reproductiegetal R0). Ondanks het feit dat wereldwijd 80% van de kinderen tegen mazelen wordt gevaccineerd, is mazelen in ontwikkelingslanden (Azië, Afrika) en in onveilige regio’s (Afghanistan) een van de belangrijkste doodsoorzaken voor kinderen onder de 5 jaar. In Europa komt mazelen vooral voor in ongevaccineerde subpopulaties. In enkele Europese landen ligt de vaccinatiegraad echter nog ver onder de 95% die nodig is voor een effectieve populatie immuniteit. Er zijn de laatste jaren in meerdere Europese landen mazelenuitbraken gerapporteerd.
Voor de invoering van mazelenvaccinatie maakte vrijwel iedereen in Nederland voor de basisschoolleeftijd al mazelen door. Om het jaar was er een grote, landelijke epidemie. Na de Tweede Wereldoorlog bedroeg de sterfte tijdens de epidemieën gemiddeld zestien per 100.000 gevallen. Bij 5% van de mazelenpatiënten deden zich complicaties voor in de vorm van pneumonie en andere ernstige respiratoire aandoeningen Subacute scleroserende panencefalitis (SSPE )kwam 10-15 keer per jaar voor. Na invoering van vaccinatie tegen mazelen in 1976 nam de incidentie snel af. In 1983, 1987/88 en 1992/93 waren er epidemieën onder ongevaccineerden. Daarbij viel op dat een verschuiving plaatsvond naar oudere leeftijdscategorieën. In 1999/2000 was er een landelijke epidemie die bijna een jaar duurde. Er werden 3300 patiënten met mazelen gemeld van wie 95% niet gevaccineerd was. De belangrijkste complicaties waren otitis media (7%) en pneumonie (5%). Drie personen overleden ten gevolge van de ziekte.
Incubatietijd
De incubatieperiode van expositie tot begin van de prodromale fase duurt 7 tot 14 dagen (gemiddeld 10 dagen). De incubatieperiode van expositie tot begin van het exantheem bedraagt 7 tot 18 dagen (gemiddeld 14 dagen). De besmettelijke periode is doorgaans 4 dagen vóór tot 4 dagen na het begin van het exantheem.
Ziektebeeld
Mazelen kent een bifasisch beloop.
Prodromale fase (3-7 dagen): Mazelen begint plotseling met algemene malaise, koorts, conjunctivitis en hoesten. De koorts neemt toe tot >39 oC. Aan het einde van de prodromale fase net voor het ontstaan van het exantheem kunnen er (bij 30% van de gevallen) op het mondslijmvlies kleine witte vlekjes (Koplikse vlekjes) ontstaan, die pathognomonisch zijn voor mazelen. Ze verdwijnen binnen enkele dagen.
De exanthemateuze fase (7-10 dagen): Een gegeneraliseerd grofvlekkig exantheem dat ruw aanvoelt (als schuurpapier), ontwikkelt zich 3 tot 7 dagen na aanvang van de klachten. Het begint achter de oren en langs de haargrens en breidt zich in 3 dagen uit via gezicht, nek, borst, romp naar de extremiteiten. Na enkele dagen verbleekt het weer. In totaal duurt de exanthemateuze fase meestal 7-10 dagen.
Complicaties
In 5-10 % is er sprake van otitis media, laryngotracheobronchitis en bronchiolitis. Pneumonie komt voor bij 1 tot 5% van de mazelenpatiënten. Pneumonie kan veroorzaakt worden door het mazelenvirus zelf of door een bacteriële superinfectie.
Encefalitis is een ernstige complicatie, maar komt minder vaak voor (0,1%). Hiervan zijn verschillende vormen bekend: mazelenencefalitis, acute postinfectieuze encefalitis en subacute scleroserende panencefalitis (SSPE). De meest ingrijpende hiervan is SSPE, een progressieve, fatale hersenontsteking waarbij de neuronen worden geïnfecteerd met het virus. De klinische symptomen van SSPE manifesteren zich meestal pas een aantal jaren na de infectie. SSPE ontwikkelt zich bij circa 0,01% van de mazelenpatiënten en is altijd fataal. In zeldzame gevallen kan infectie in de zwangerschap leiden tot vroeggeboorte of spontane abortus.
De sterfte ten gevolge van mazelen is sterk afhankelijk van de leeftijd en is het hoogst bij jonge kinderen (onder de leeftijd van 1 jaar 0,1%) en meestal het gevolg van een fulminant verlopende pneumonie. In ontwikkelingslanden heeft mazelen vaak een ernstig verloop. De ziekte kan hier, naast de gebruikelijke complicaties leiden tot hemorragisch exantheem, huidinfecties, diarree, dehydratie, keratitis en blindheid. De mortaliteit bedraagt tussen de 5 en 10%, in sommige gebieden nog hoger.
Verhoogde kans op ernstig beloop
- Zeer jonge kinderen: (< 1 jaar), vooral pasgeborenen van niet-immune moeders hebben een verhoogde kans op ernstige complicaties en sterfte.
- Volwassenen: met de toename van de leeftijd is er een verhoogde kans op complicaties.
- Immuno-incompetente personen, bijvoorbeeld personen met leukemie of personen die behandeld worden met cytostatica: risico op progressieve infectie met fatale afloop: mortaliteit van 40-70% is beschreven voor kanker- en aidspatiënten. In deze patiënten kan de ziekte een atypisch verloop vertonen (zonder optreden van exantheem) maar met een hoog percentage complicaties zoals pneumonie (82%) en encefalitis (27%).
- Zwangeren: mazelen veroorzaakt bij de foetus geen aangeboren afwijkingen, maar kan in zeldzame gevallen leiden tot spontane abortus of vroeggeboorte.
- Kinderen met vitamine A-deficiëntie, met name in ontwikkelingslanden: verhoogd sterfterisico (5-10%), optreden van hemorragisch exantheem en verhoogd risico op blindheid.
Serologie
Vanaf het moment dat het exantheem verschijnt zijn er virusspecifieke IgG en IgM antistoffen aantoonbaar. De IgM-titer is maximaal op de tiende dag en daalt vervolgens tot niet te detecteren waarden na 6 tot 12 weken. De IgG-titer stijgt tot de dertigste dag, en blijft dan levenslang aantoonbaar. Een recente mazeleninfectie kan ook bewezen worden door een seroconversie of een 4-voudige titerstijging van mazelen-specifieke IgG-antistoffen in gepaarde serummonsters. Wanneer er geen epidemiologische link is met een bevestigde mazelenpatiënt of een uitbraak, is aanvullende diagnostiek middels RT-PCR raadzaam.
Het doormaken van mazelen geeft doorgaans levenslange immuniteit. Herinfectie met mazelenvirus is zeldzaam in mensen met natuurlijke immuniteit, maar kan voorkomen in mensen met vaccingeïnduceerde immuniteit. Deze herinfecties verlopen in de regel asymptomatisch en geven een booster van de mazelenvirusspecifieke antistoftiter. Mazelenvirus specifieke neutraliserende antistoffen in serum > 120 mIU/ml is beschermend tegen infectie.
Moleculaire diagnostiek
Moleculaire diagnostiek (RT-PCR) is geschikt voor keeluitstrijk, speeksel en urine (eventueel EDTA-bloed). De sensitiviteit van de RT-PCR is bij materiaal verkregen binnen 3 dagen na het optreden van exantheem, hoger dan 80%.Na 2 weken is nog 50% positief, na 3 weken 20%. Bij combinatie van directe (RT-PCR) en indirecte (serologie) diagnostiek is mazelen in meer dan 99% van de gevallen te diagnosticeren.
Genotypering is mogelijk via het RIVM-IDS en Erasmus MC-Viroscience. Genotypering wordt in combinatie met epidemiologische gegevens gebruikt om transmissieketens te identificeren, en zo vast te stellen of er sprake is van een geïmporteerde of import-gerelateerde infectie, danwel of er endemische transmissie is van het virus.
Meldingsplicht
Mazelen is een meldingsplichtige ziekte groep B2. Artsen en hoofden van laboratoria melden een vastgesteld geval van mazelen binnen 1 werkdag aan de GGD in de regio.
De GGD meldt anoniem conform de Wet publieke gezondheid binnen 24 uur aan het CIb en levert gegevens voor de landelijke surveillance van meldingsplichtige ziekten.
Meldingscriteria:
acuut ontstane koorts én een verheven maculopapuleuze huiduitslag
én tenminste 1 van de volgende 3 symptomen:
- Hoesten
- Neusverkoudheid
- conjunctivitis
én tenminse 1 van de volgende criteria
- detectie van nucleïnezuur (RNA) van het mazelenvirus in een klinisch monster (PCR);
- detectie van mazelenspecifieke IgM-antistoffen in serum, vingerprikbloed of speeksel;
- detectie van een tenminste viervoudige titerstijging in mazelenspecifieke IgG-antistoffen in serum of vingerprikbloed;
- contact (< 3 weken) met een persoon bij wie de infectie is vastgesteld met behulp van laboratoriumdiagnostiek (epidemiologische link).
Behandeling
Specifieke behandeling van mazelen is niet mogelijk. Symptomatische behandeling bestaat uit bestrijding van koorts en dehydratie. Bacteriële superinfecties moeten onmiddellijk behandeld worden, maar het profylactisch voorschrijven van antibiotica om superinfectie te voorkomen is niet geïndiceerd.
Naar aanleiding van een melding van mazelen kan aan ongevaccineerde contactpersonen een BMR-vaccinatie worden aangeboden. De vaccinatie moet dan wel zo spoedig mogelijk worden gegeven, liefst binnen 24 uur, uiterlijk binnen 72 uur na blootstelling.
Postexpositieprofylaxe met humaan gammaglobuline wordt alleen toegediend aan personen met een verhoogd risico op ernstig beloop, waarbij vaccinatie gecontraïndiceerd of niet werkzaam is. Gammaglobuline moet liefst binnen 72 uur maar uiterlijk binnen 7 dagen na het contact worden toegediend.
- Voor zuigelingen van niet-immune moeders is de dosering 0,6 ml per kg, met een maximum van 5 ml, intramusculair toe te dienen.
- Voor niet-immune zwangeren is de dosering 15 ml, intramusculair toe te dienen.
- Voor immuungecompromitteerden dient altijd overlegd te worden met de behandelend arts.
Immunisatie
Het mazelenvaccin is een levend verzwakt virus en maakt deel uit van de BMR-vaccinatie tegen bof, mazelen en rodehond. (Monovalent mazelenvaccin is in Nederland niet verkrijgbaar). Na de eerste dosis BMR is het percentage beschermende antistoffen >95%. Het combinatievaccin BMR is vanaf januari 1987 in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP). De eerste dosis is op leeftijd van 14 maanden, de 2e dosis op 9-jarige leeftijd.
Contra-indicaties voor het BMR-vaccin zijn:
- Zwangeren
- Kinderen jonger dan 6 maanden
- Recent gebruik van immuunglobuline toediening
- Verminderde afweer (immuundeficiëntie, bestraling, stamceltransplantatie, etc.
Bijwerkingen zijn over het algemeen mild en kort van duur. 5 tot 12 dagen na BMR-vaccinatie kan koorts, conjunctivitis en huiduitslag optreden van één van de vlekjesziektes uit het vaccin (vaccinitis).
Preventieve maatregelen
Aangezien mazelen zeer besmettelijk is zijn algemene maatregelen zoals handen wassen en hoesthygiëne niet voldoende om transmissie te voorkomen. In de klinische setting wordt strikte isolatie met FFP2-masker toegepast.
Bronnen:
- LCI richtlijn Mazelen
- RIVM Mazelen
- RIVM Mazelen en zwangerschap
- Perry RT and Halsey NA. The clinical significance of measles: a review. The Journal of Infectious Diseases 2004; 189(Suppl 1):S4–16.